TOTUS TUUS, MARIA !

VRUCHTEN VAN DE BOOM DER VOLMAAKTHEID

Onderrichting geschonken door de Heilige Maagd Maria

via Myriam van Nazareth

juli 2024

Ter inleiding op deze onderrichting

In de loop der jaren onderrichtte de Meesteres van alle zielen Myriam via verscheidene visioenen in verband met het levenseinde en het levensoordeel bij de troon van de Allerhoogste. Eén van de grote vruchten van deze onderrichtingen werd eind 2018 vrijgegeven onder de titel Het leven voorbij de avondzon. In een nachtelijk visioen in juni 2024 toonde de Hemelse Koningin aan Myriam uitdrukkelijk dat de zielen zich het Goddelijk oordeel over het pas geëindigde aardse leven van een mensenziel niet moeten voorstellen als een gebeuren tijdens hetwelk God een uiteenzetting met woorden houdt (zoals een rechter die een vonnis uitspreekt), doch eerder als een gebeuren tijdens hetwelk God als het ware de film van het voorbije leven van de ziel in haar stort. Hierdoor wordt reeds aangetoond dat geen enkel ogenblik in het leven van een schepsel God ontgaat, ongeacht hoe banaal of onbetekenend het schijnbaar ook moge zijn geweest. Voor God is duidelijk absoluut niets helemaal onbelangrijk of zinloos.

De Hemelse Meesteres toonde hoe de ziel hierbij in een flits de details van haar leven en al haar hartsgesteldheden tijdens die details (die zich dus zelfs tientallen jaren eerder kunnen hebben afgespeeld) haarfijn mag (kan) zien en voelen, samen met de 'gevoelens' die elk van deze details heeft opgewekt in het Hart van God Zelf en de effecten die elk detail heeft opgewekt voor het verloop van Gods Heilsplan, alsook welke uitwerkingen elk contact van de ziel met om het even welk medeschepsel voor dit medeschepsel heeft gehad (vreugde, pijn, angst, kwetsuur in het hart, leed, onrust, ontmoediging, gevoelens van onveiligheid, gevoelens van geborgenheid, ervaringen van Licht en warmte of integendeel van duisternis en kilte, enzovoort).

De Heilige Maagd wees er nogmaals op (zoals Zij vroeger reeds bij herhaling jegens Myriam heeft gedaan), dat God deze uitwerkingen tijdens elke gebeurtenis en elk contact zelf op twee wijzen heeft gevoeld: zowel rechtstreeks in Zijn eigen Hart als via de ervaringen van het betrokken medeschepsel, doordat God op elk ogenblik elke gewaarwording van elk van Zijn schepselen haarfijn in Zijn eigen Wezen aanvoelt: God 'leeft' in elk van Zijn schepselen (mensenzielen én dieren), voelt hun gewaarwordingen in Zijn eigen Wezen, enzovoort.

Hierdoor ervaart de ziel als het ware haar hele voorbije leven precies zoals God Zelf dit de hele tijd op elk ogenblik heeft gezien, gevoeld en beoordeeld. Op deze wijze kan de ziel zich een haarfijn beeld vormen van de werkelijke waarde en betekenis die haar leven heeft gehad voor God, voor de verwezenlijking van Zijn Plannen en Werken tot dewelke zij met haar leven werd geacht, bij te dragen, en voor al haar medeschepselen. Zo krijgt zij een volmaakt objectief 'waardecijfer' dat precies uitdrukt in welke mate haar leven, al haar gedragingen, woorden, gedachten, gevoelens, bestrevingen, verlangens en alles wat in haar heeft geleefd, al dan niet heeft bijgedragen tot de vervulling van de roeping en opdracht die zij van God had gekregen om met haar leven te vervullen.

Zo toont de Koningin van Hemel en aarde op onweerlegbare wijze aan dat God op geen enkele wijze schuldig kan worden geacht voor het oordeel dat over een mensenziel wordt geveld. Er is op geen enkele wijze sprake van Goddelijke willekeur, van mogelijk vooroordeel noch van machtswellust van Gods wege, van mogelijk gebrek aan objectiviteit in het oordeel. De ziel oordeelt als het ware zichzelf: God hoeft geen woord te spreken, de ziel ziet en voelt zelf op volmaakt objectieve wijze wat haar voorbije leven in alle details werkelijk heeft betekend voor het verloop van Gods Heilsplan, wat het heeft betekend voor alle medeschepselen met dewelke zij ooit in aanraking is geweest (ongeacht hoe vaak, hoe lang of kort, en op welke wijze). Dit alles omdat zij haar eigen voorbije leven en al haar hartsgesteldheden op elk ogenblik van dat leven mag zien en voelen vanuit het Hart van God Zelf, dat zelfs het allerkleinste detail heeft waargenomen en gevoeld, en absoluut volmaakt en onfeilbaar oordeelt.

De Meesteres van alle zielen licht toe, dat op deze wijze elk levensoordeel tevens een gedeeltelijke compensatie levert voor de duisternis die in elk mensenleven wordt voortgebracht: Doordat aan de ziel de kans wordt geschonken om zelf haar eigen overtredingen tegen Gods Wet op onfeilbare wijze en volmaakt objectief vast te stellen, ervaart zij tijdens haar levensoordeel iets van de pijnen en het leed die zij haar medeschepselen én God Zelf heeft berokkend, en doordat zij het als het ware mag aanvoelen 'vanuit het Hart van God Zelf', wordt zij in volle hevigheid getroffen door de ware betekenis en diepgang van de door haar begane tekortkomingen jegens Gods Wet.

Deze bijzonder intense ervaring kan gelden als een soort 'betaling' van de schuld die door de mensheid als geheel doorheen alle eeuwen is opgestapeld, en in de mate waarin de ziel zich waarlijk opent voor het zaad van de Goddelijke Liefde die zij in dit gebeuren ingestort krijgt, kan deze ervaring worden toegevoegd aan de afbetaling van de zondeschuld, een afbetaling die in zeer hoge mate door de God-Mens Jezus Christus op aarde is ontsloten.

Zo is het levensoordeel over een mensenziel een buitengewoon intense ervaring in dewelke doorgaans hoofdzakelijk hartenpijn en Liefde in elkaar zijn versmolten. Het is op grond van deze waarheid dat de Meesteres van alle zielen in de onderstaande onderrichting een verdere verdieping aanreikt bij Haar vroegere onderrichtingen in verband met de Wet van de Ware Liefde.

Vruchten van de Boom der volmaaktheid

De Koningin van Hemel en aarde verwees jegens Myriam ooit naar de Ware Liefde, dit wil zeggen de zelfverloochenende, belangeloze Liefde van de mensenziel jegens al haar medeschepselen en jegens God en al Zijn Werken en Plannen, als 'de boom der volmaaktheid'. De Wet van de Ware Liefde is de Goddelijke Grondwet, de Basiswet die in het Hart van de Schepper leeft als sturend principe volgens hetwelk de hele Schepping en alle bewegingen tussen alle elementen van de Schepping worden geregeld. De Ware Liefde is de Goddelijke kracht die het Leven zelf draagt, en geldt daarom als de brandstof van het hele netwerk van de Schepping. Zonder de Ware Liefde zou de Schepping helemaal geen Leven in zich dragen.

De uitingen van de Ware Liefde, de vormen onder dewelke deze door de mensenziel tot uitdrukking wordt gebracht, wordt door de Heilige Maagd vergeleken met de vruchten die aan deze boom tot rijping komen.

Aan de hand van de maat van rijping van deze vruchten in een ziel meet God af in hoeverre deze ziel gerijpt is in de Ware Liefde, en dus in hoeverre deze ziel Zijn Wet van de Ware Liefde vervult. Nadat het leven van een ziel op aarde is afgelopen, beoordeelt God de waarde van dit leven volgens de maat waarin de ziel de Wet van de Ware Liefde (dus de Goddelijke Grondwet of Basiswet) in de praktijk heeft gebracht.

De Goddelijke Liefde stroomt als de ware levenskracht vanuit Gods Hart doorheen de hele Schepping. Deze stroom loopt rechtstreeks vanuit het Hart van God naar elk afzonderlijk schepsel, doch in de eerste plaats de mensenziel als 'kroon van de Schepping' wordt geacht, deze stroom door te sturen naar al haar medeschepselen. Deze stroom moet totaal onbelemmerd doorheen het netwerk van de Schepping kunnen stromen. In de eerste plaats de mensenzielen zijn verantwoordelijk voor de mate waarin de Liefde zonder hinder en zonder enige verontreiniging doorheen de Schepping loopt.

De mensenziel leidt de stroom van de Liefde verder vanuit haar hart, dit wil zeggen: Zij bepaalt de kracht en de zuiverheid van deze doorstroming via datgene wat in haar hart omgaat, namelijk via de mate waarin haar hart (haar gevoelsleven en haar innerlijke gewaarwording van het leven) al dan niet in harmonie is met het Hart van God Zelf. De mate waarin een mensenziel in harmonie is met het Hart van God, wordt bepaald door de mate waarin deze ziel al haar doen en laten laat regeren door de Wet van de Ware Liefde en door de mate waarin zij in alle details van haar leven nastreeft om het doel te helpen verwezenlijken dat God Zelf Zich met Zijn Schepping heeft gesteld. Dit doel bestaat uit niets anders dan dit: dat de Schepping een volmaakte spiegel van het Rijk der Hemelen zou zijn, dat op zich reeds een spiegel is van het Hart van God Zelf, een Rijk dat uit niets anders bestaat dan uit een grenzeloze beleving van de Liefde in en tussen alle componenten (alle schepselen die deel uitmaken van dit Rijk, samen met hun God).

De Meesteres van alle zielen noemt de volgende vijf uitingen van de Ware Liefde de grootste vruchten van de boom der volmaaktheid, en bijgevolg de gesteldheden van hart die de doorslag geven bij Gods beoordeling van de waarde en betekenis van een mensenleven:

  1. oprechte en onvoorwaardelijke vergeving;
  2. oprecht en totaal berouw;
  3. spontane, onbegrensde en onvoorwaardelijke zelfverloochenende dienst aan elk medeschepsel;
  4. onbeperkt respect voor de waardigheid van elk medeschepsel;
  5. diepe inleving in het wezen van elk medeschepsel.

1. oprechte en onvoorwaardelijke vergeving

Relaties tussen zielen kunnen wij ons voorstellen als pijpleidingen of kanaaltjes doorheen dewelke Licht moet stromen. Bij het overlijden van één of van beide betrokken schepselen moeten deze kanaaltjes zo zuiver mogelijk in het Eeuwig Leven overgaan, teneinde het hele netwerk van de Schepping in evenwicht te helpen houden.

Ettelijke miljoenen van deze kanaaltjes binnen het netwerk van de Schepping raken vervuild door de onzuiverheid van contacten, ontmoetingen, onderlinge gesteldheden, handelingen, woorden, gedachten, gevoelens en verlangens tussen schepselen: Telkens in een contact of relatie tussen twee schepselen ten minste één van de beide betrokkenen negatief, onzuiver of duister jegens het andere schepsel handelt, spreekt, denkt, voelt, verlangt, enzovoort, stroomt doorheen het kanaaltje tussen de beiden verontreinigde Liefde of helemaal geen Liefde meer (vaak helemaal het tegendeel, namelijk haat, jaloersheid of om het even welke andere negatieve, duistere emotie).

In dergelijke omstandigheden raakt het kanaaltje tussen deze beide schepselen als het ware verstopt. De relatie tussen beiden verziekt, functioneert niet meer volgens de Goddelijke Wet, of sterft helemaal. Laten wij nooit uit het oog verliezen dat alle Leven slechts in stand wordt gehouden door zuivere Liefde.

Onzuivere relaties tussen schepselen wekken in ten minste één van de betrokken partijen gevoelens van wrevel, van tekort-gedaan-worden, de overtuiging dat het medeschepsel een schuld draagt. Om een dergelijke toestand opnieuw gezond te maken en het verziekte of verstopte kanaaltje tussen de beiden opnieuw klaar te maken voor een zuivere doorstroming van de Ware Liefde en dus van Goddelijk Leven, moet het schepsel dat zich tekort gedaan voelt en ervan overtuigd is dat het medeschepsel jegens hem een schuld heeft, bereid zijn om oprecht en onvoorwaardelijk te vergeven.

Opdat deze houding haar volle effect moge krijgen voor de stroming van de Ware Liefde binnen het netwerk van de Schepping, is het wenselijk dat de schuldige partij (vaak dragen de beiden een schuld!) haar gedrag en ingesteldheid grondig zuivert, doch zelfs indien dit niet ten volle het geval is, kan de vergeving vanwege de partij die zich benadeeld voelt, reeds de duisternis in de relatie van veel kracht beroven. Dit is toe te schrijven aan het feit dat, zoals de Heilige Maagd met de grootste nadruk verkondigt, oprechte vergeving door God wordt beschouwd als één van de krachtigste uitingen van Ware Liefde. Oprechte, onvoorwaardelijke vergeving breekt de macht van de duisternis in een relatie tussen schepselen doordat zij de satan berooft van de macht die hij over de relatie kan blijven uitoefenen zolang de betrokken schepselen elkaar wederzijds negatief gezind zijn. In dit laatste geval kan hij immers het kanaal tussen de beiden zodanig verzieken dat geen enkele stroming van Ware Liefde doorheen dit kanaal nog mogelijk is.

Vergeving zuivert het betrokken kanaaltje van obstructies en onzuiverheden. Daartoe moet de vergeving oprecht zijn en waarlijk in het hart zo worden beleefd dat het schepsel dat zich benadeeld voelt, het 'schuldige' medeschepsel zijn overtreding(en) oprecht niet blijft aanrekenen.

Oprecht vergeven, kan de ziel slechts in de hoogste mate doen wanneer zij waarlijk beseft dat elke ziel fouten kan maken, zijzelf inbegrepen, met andere woorden dat elke mensenziel (ook zijzelf) van nature zondig is, alsook dat uiteindelijk de zondigende ziel niet de bron is van de zonde (de ware bron is de satan), doch een misleid kanaal of werktuig dat zich tijdens de overtreding(en) door de duisternis heeft laten inzetten om schade of leed aan te richten. Naarmate de benadeelde ziel dit besef oprecht beleeft, zal zij méér geneigd zijn om spontaan vergeving te schenken, temeer wanneer zij uitgaat van het verlangen om de ziel die haar schade of leed heeft berokkent, naar het Licht terug te helpen voeren, in plaats van te verlangen dat deze verloren moge gaan, met andere woorden dat deze zichzelf moge verdoemen. Zo wordt vergeving ook op deze bijkomende wijze een uiting van Ware Liefde tot God, daar God ernaar verlangt dat geen enkele ziel verloren zou gaan: Een ziel die zichzelf verdoemt, schenkt de duisternis een overwinning op het Licht.

Een speciale uiting van vergeving is deze, die wordt geschonken over de grenzen van de dood heen. Vaak is de relatie tussen twee mensenzielen lange tijd onzuiver of verziekt. Wanneer dan plots één van de beiden overlijdt, kan geen vergeving van aangezicht tot aangezicht meer worden geschonken. De Hemelse Koningin wijst er echter op, dat het ook in een dergelijk geval mogelijk én uiterst waardevol is dat de langst levende van de beiden in volle oprechtheid en vanuit de diepte van het hart tot Haar woorden van de volgende strekking zou spreken:

"Maria, Koningin van Hemel en aarde, Moeder van alle mensenzielen, via Uw volmaakt heilig en eeuwig zondeloos Hart schenk ik nu nog totale vergeving aan ....... (naam van de overledene), die jegens mij heeft misdaan. Ik wis in mijn hart elke smet van de onzuivere relatie uit, die tussen ons heeft bestaan. Moge God hem/haar de jegens mij begane overtreding(en) niet aanrekenen, opdat de duisternis alle macht over de voorbije onzuivere relatie voor eeuwig moge verliezen. Moge deze vergeving bovendien mijzelf de genade bekomen om al mijn relaties met al mijn medeschepselen volkomen zuiver en van Liefde vervuld te bewaren".

2. oprecht en totaal berouw

Het ware berouw is een gesteldheid van hart in dewelke de ziel beseft dat zij niet helemaal volgens Gods Wet van de Liefde heeft geleefd, en zij het vurig verlangen koestert om opnieuw met Hem in het reine te komen, niet vanuit het gevoel 'dat het zo hoort' of omdat zij zich daartoe verplicht voelt, en ook niet uit angst voor eigen verdoeming, doch omdat zij waarlijk in harmonie met Gods Wet van de Liefde wil leven. Waar berouw is derhalve in principe een uiting van liefdespijn, jegens God en in voorkomend geval ook jegens medeschepselen aan dewelke de ziel volgens haar eigen gevoel schade of pijn of leed kan hebben berokkend.

Berouw, wanneer het spontaan optreedt en waarlijk oprecht is, is één van de krachtigste uitingen van Ware Liefde. Oprecht berouw is een zeer diepe ervaring van eenheid van de ziel met het Hart van God en Zijn Wet. Berouw vormt een zodanig machtige uiting van Ware Liefde, dat de Koningin des Hemels ooit tot Myriam zei dat bij een Biecht de maat van het oprecht berouw de hitte bepaalt van het Vuur waarin de gebiechte zonden worden verbrand. Hiermee bedoelde Zij niets minder dan dit:

De zonde is de absolute tegenpool van de Liefde. De ziel zondigt zodra zij in haar hartsgesteldheid de Liefde laat verzwakken of deze zelfs (tijdelijk) onwerkzaam laat worden als drijfveer voor haar doen en laten en haar innerlijke leven (gevoelens, gedachten, verlangens, bestrevingen, gezindheden). Daarom kan het effect (de uitwerkingen) van een zonde slechts teniet worden gedaan door een oprechte beleving van de ware, zelfverloochenende Liefde. Ware Liefde is als een Vuur dat, bij wijze van spreken, de effecten van zonden kan verbranden. Eén van de sterkste middelen om dit Vuur aan te steken, in stand te houden, en het zeer hoog te laten oplaaien, is spontaan, oprecht en diep berouw. Hoe moeten wij dit begrijpen?

Oprecht berouw is een hartsgesteldheid in dewelke de ziel beseft dat zij in bepaalde opzichten is afgeweken van de Goddelijke Wet en dat zij daardoor schade en/of leed heeft berokkend aan één of meer medeschepselen en aan God Zelf. Dit besef is slechts oprecht, en krijgt derhalve slechts zijn noodzakelijke uitwerking, wanneer de ziel waarlijk een beter mens wil worden, dit wil zeggen: wanneer het berouw een gewaarwording is die gelijktijdig bestaat uit oprechte Liefde tot God en Zijn Wet en tot haar medeschepselen, én uit hartenpijn omdat de ziel in haar hart beseft dat zij in werkelijkheid met God en met al haar medeschepselen één is.

De ziel in staat van oprecht berouw voelt het leed en/of de schade die zij door haar misstappen en overtredingen tegen de Liefde heeft veroorzaakt, oprecht en onmiskenbaar aan als een aanslag op het netwerk van de Schepping als bouwwerk van de Eeuwige Liefde, en doordat de ziel in deze gesteldheid een besef van eenheid met God en met haar medeschepselen ervaart, weet en voelt zij dat haar misstappen ook haarzelf schaden. Een ziel die waarlijk beseft dat zij op zichzelf geen betekenis heeft, doch dat haar betekenis als schepsel louter ligt in haar functioneren binnen het hele netwerk, zal ook gevoelig worden voor het feit dat haar eigen overtredingen Gods Werken negatief hebben beïnvloed en dat zij aldus in het kader van de verwezenlijking van Gods Heilsplan een 'stoorfactor' is geweest, en zal zij daarover een oprechte hartenpijn ervaren.

Om deze reden is 'berouw' dat erop is gericht, zelf Gods vergeving te bekomen, in feite 'vals berouw' en derhalve geen uiting van Ware Liefde, omdat het wordt gedreven door eigenbelang. Oprecht berouw is een spontaan aanvoelen van pijn over het feit dat men één of meer medeschepselen, en God Zelf, pijn, leed en/of schade heeft berokkend en dat men dus zelf oorzaak is geweest van een verminderd gevoel van welzijn in wezens die buiten het eigen 'ik' leven. Deze component van zelfverloochening, van gebrek aan eigenbelang, maakt berouw tot oprecht berouw en daardoor tot een uiting van Ware Liefde. Oprecht berouw toont aan God dat de ziel diep in haar hart opnieuw aansluiting zoekt met Zijn Liefde en dat zij ernaar verlangt om in haar hele doen en laten niets minder te zijn dan een zonnetje dat haar leefomgeving helpt verlichten en verwarmen, en dat zij waarlijk pijn ervaart over het feit dat zij daarin tekort is geschoten en aldus heeft bijgedragen tot duisternis en leed in de Schepping.

Oprecht berouw werkt in de ziel zoals een machtige zuiveringsinstallatie. Dit wordt onder meer tot uitdrukking gebracht in het verschijnsel dat een ziel die haar overtredingen oprecht berouwt, bijvoorbeeld ter gelegenheid van een Biecht, plots kan beginnen wenen. De redenering mag niet worden omgekeerd door ervan uit te gaan dat tranen automatisch betekenen dat het berouw oprecht is, maar een diep gaande Biecht die gepaard gaat met een oprecht berouw, kan in de ziel een intens Vuur ontsteken, waarvan de vlammen bestaan uit een ongewoon brandende Liefde tot God, tot Zijn Wet en tot alle medeschepselen (en nog het meest intens tot de medeschepselen aan dewelke men leed en/of schade heeft berokkend), en uit een verscheurende pijn over het feit dat men zelf voor God en voor bepaalde medeschepselen een bron van leed en schade is geweest, en dat men dus de Ware Liefde heeft beschaamd en heeft verzuimd om de eigen levensroeping als mensenziel te vervullen: De levensroeping van elke mensenziel bestaat hieruit, dat zij haar leven lang in alle details van haar doen en laten en van haar innerlijke gesteldheden de Goddelijke Grondwet van de Ware Liefde zou vervullen.

Tranen bij een Biecht wijzen niet automatisch op een oprecht berouw, omdat een ziel ook zichzelf kan bedriegen: Ook de satan kan in een ziel gevoelens opwekken die geen diepgang blijken te hebben. De beste aanwijzing voor de oprechtheid van tranen in dit verband ligt in de bestendigheid van de gevoelens: Berouw is slechts als oprecht te beschouwen wanneer het in de ziel werkelijk aanleiding geeft tot een volgehouden bestreving om voortaan al haar doen en laten en al haar denken, voelen en verlangen totaal hierop te richten, dat zij in alle opzichten een betere christen zou worden. Dit wil zeggen dat de ziel in de gesteldheid van oprecht berouw haar hele leven vastberaden en volhardend richt op een zo getrouw mogelijke navolging van Jezus Christus in elk opzicht: in een intensieve beleving van de Ware Liefde in al haar doen en laten en in al haar innerlijke gesteldheden, en in het oprecht verlangen om haar leven vruchtbaar te maken voor de vervulling van de Goddelijke Wet en de verwezenlijking van Gods Heilsplan voor de hele Schepping.

Het bewijs voor de oprechtheid van een component van Ware Liefde in een mensenziel ligt steeds in twee factoren: dat zij deze component (bijvoorbeeld berouw) spontaan, oprecht en zonder enig eigenbelang aanvoelt en in de praktijk tracht te brengen, en dat zij in deze gesteldheid volhardt. Een component van Ware Liefde die slechts wordt beleefd wanneer de ziel verwacht dat het haarzelf iets zal opleveren, en die bovendien op zeker ogenblik wordt opgegeven, is niet oprecht, doch een element van zelfmisleiding en vaak van misleiding van haar leefomgeving (en zelfs een poging tot misleiding van God Zelf).

3. spontane, onbeperkte en onvoorwaardelijke zelfverloochenende dienst aan elk medeschepsel

Elk schepsel is een element in een omvattend systeem, het netwerk van de Schepping. In feite komt dit reeds tot uiting door het verschijnsel dat geen enkel wezen graag het gevoel heeft, op niemand te kunnen terugvallen en in alles op zichzelf aangewezen te zijn. Iets gelijkaardigs zien wij bij veel dieren, die gewoonlijk in kudden samenleven.

God verwacht van elke mensenziel een leven van permanente dienstbaarheid jegens al haar medeschepselen. Dit heeft een gegronde reden: God schept elke mensenziel niet om een leven op zichzelf en voor zichzelf te leiden, doch om te functioneren als een knooppunt binnen het hele netwerk van de Schepping. Dit betekent meteen dat elke mensenziel in Gods ogen slechts een vruchtbaar leven leidt in de mate waarin zij al haar doen en laten in dienst stelt van het geheel, en derhalve in dienst van al haar medeschepselen. Elke mensenziel wordt immers slechts met één doel door God in de wereld gezonden: om een leven te leiden als werktuig voor de verwezenlijking van Gods Plan van Heil ten behoeve van een volmaakte harmonie, Vrede, Liefde en Geluk onder alle schepselen.

Dit wijst erop, dat God geen enkel schepsel in de wereld zendt als 'meer waard' noch als 'minder waard' dan zijn medeschepselen: Geen enkel schepsel betekent iets 'op zichzelf', doch heeft een specifieke betekenis, rol en functie als onderdeel van een geheel, als component van het hele netwerk van de Schepping. Voor God is derhalve geen enkel schepsel waardeloos, en is eveneens geen enkel schepsel hoog boven de andere verheven. Elk schepsel heeft een 'potentiële waarde', in die zin dat zijn leven en gedragingen bepaalde effecten binnen het netwerk van de Schepping kunnen losmaken in de mate waarin het schepsel datgene weet te vervullen dat God van zijn leven verwacht, maar deze waarde heeft niets te maken met het schepsel persoonlijk, doch louter en alleen met de werking die het binnen de hele Schepping ontplooit en dus de mate waarin het bijdraagt tot de werking van het hele netwerk in harmonie met de Goddelijke Wet.

Slechts in één opzicht zou men kunnen zeggen dat God een hiërarchie heeft ingesteld: De mensenziel is de 'kroon op de Schepping', omdat zij als behoedster van de Schepping de hoofdrol in de Schepping moet vervullen en God Zijn Liefdesstroom in de eerste plaats via de mensenziel naar de andere schepselen tracht te leiden.

Dit betekent automatisch een leven in dienst van het hele netwerk en al zijn knooppunten (schepselen), zonder enige uitzondering. De Koningin van Hemel en aarde beklemtoont sedert jaren dat zeer veel christenen totaal over het hoofd zien dat hun naastenliefde niet mag ophouden bij de mensenzielen in hun onmiddellijke leefwereld, doch dat zij dienstbaar moeten zijn jegens ALLE mensenzielen én jegens de niet-menselijke schepselen (de dieren), omdat ALLE schepselen hun leven op aarde van God krijgen met welbepaalde doelstellingen: Elk schepsel (ook elk dier) heeft welbepaalde rollen te spelen die een betekenis hebben binnen de concrete voltooiing van Gods Heilsplan, en zoals de Heilige Maagd onderstreept, kent geen mensenziel de volheid van de bedoelingen die God koestert ten aanzien van het leven van elk van Zijn schepselen. Elk schepsel speelt een door God bedoelde rol om het hele netwerk van de Schepping te helpen functioneren in de richting van de verwezenlijking van Gods Plannen en Werken, en deze verwezenlijking kan slechts volmaakt worden in de mate waarin de Goddelijke Wet van de Ware Liefde wordt vervuld.

De verantwoordelijkheid voor de verwezenlijking van Gods Plannen en Werken berust in de eerste plaats bij de mensenziel. Volgens een Goddelijke Beschikking is de mensenziel het enige wezen dat kan zondigen, met andere woorden het enige wezen dat in de ware zin van het woord de Goddelijke Wet van de Liefde kan overtreden. Dit is zo omdat alleen de mensenziel het vermogen bezit om bewust en vrijwillig ofwel Gods voorschriften en verwachtingen na te leven, ofwel juist niet. In Gods ogen is het gedrag van een mensenziel een zaak van vrijwillige gerichtheid op eenheid met het Hart van God, of juist niet, en wordt het gedrag van een dier nooit geïnspireerd door een 'zich vrijwillig van God afkeren'. Slechts de mensenziel bezit het vermogen om aan te voelen dat haar gedrag God en medeschepselen leed en/of schade berokkent.

Dienst aan medeschepselen, draagt voor veel zielen een bijklank van slaafse ondergeschiktheid: Velen beschouwen 'dienst' als handelingen die worden gesteld wanneer, en omdat, een mens zich ondergeschikt voelt, of ondergeschikt wordt gemaakt, aan een medemens. De Hemelse Koningin wijst erop dat dit een verkeerde voorstelling is. Een gesteldheid van dienstbaarheid die ontstaat uit een relatie van ondergeschiktheid, kan voor God totaal onvruchtbaar blijven wanneer de dienst louter wordt beschouwd als een verplichting. De ware dienstbaarheid daarentegen, is een gesteldheid in dewelke een mensenziel spontaan, van harte en zonder enig eigenbelang geneigd is om een medeschepsel (medemens of dier) te ondersteunen, te helpen in het dragen van bepaalde beproevingen met de bedoeling, de ervaring van welzijn van dit medeschepsel te helpen vergroten of de ervaring van belasting van dit medeschepsel te helpen verminderen, louter uit oprechte Liefde tot dit medeschepsel en vanuit een spontaan verlangen om Licht en warmte te laten heersen in de eigen leefomgeving.

De Hemelse Meesteres verwijst in verband met deze derde grote vrucht aan de boom der volmaaktheid naar het grote evangeliewoord van Jezus, dat Hij niet gekomen was om gediend te worden, doch om te dienen. Reeds jaren geleden zei Zij tot Myriam dat de mensenziel, naarmate zij spiritueel groeit, steeds méér vreugde ervaart bij het leveren van dienst aan een medeschepsel (van om het even welke soort – zowel medemens als dier – en om het even welk ras, geslacht, leeftijd, cultuur enzovoort) en steeds minder graag gediend wordt. Een ziel die graag gediend wordt, verkeert vaak in deze gesteldheid omdat zij zich hoger acht dan haar medeschepselen en/of omdat het haar (soms onbewust) ontbreekt aan respect voor haar medeschepselen, aan volkomen inzicht in haar eigen rol en positie binnen het geheel van Gods Werken, en aan een juist begrip van Gods bedoelingen met Zijn Schepping en met haar eigen leven. Een ziel die ernaar streeft om gediend te worden, is ten prooi aan een grote (vaak aanhoudende) bekoring die erop gericht is, dat zij de hele vruchtbaarheid van haar zielenleven zou vergooien, want een gesteldheid van aanhoudend verlangen om zelf ten dienste te staan van medeschepselen vormt één van de rijkste bronnen van vruchtbaarheid voor Gods Werken.

Dienst aan elk medeschepsel behoort door elke mensenziel te worden aangevoeld als een natuurlijke behoefte, die derhalve spontaan en zonder enig gevoel van dwang wordt vervuld. God legt in elke mensenziel een spontaan inzicht in haar positie als klein element binnen een groot geheel (de Schepping), en in haar levensopdracht als werktuig om Gods Werken en Plannen binnen de Schepping te helpen verwezenlijken. Uit deze inzichten vloeit een derde inzicht voort: het besef dat de ziel te allen tijde klaar moet staan om haar medeschepselen, zonder discriminatie van om het even welke aard, bij te staan in de vervulling van hun levensopdracht, zodat van elke mensenziel wordt verwacht dat zij ertoe bijdraagt dat alle elementen van het netwerk in staat zijn om hun persoonlijke levensopdracht zo goed mogelijk te vervullen. Dit betekent automatisch ondersteuning aan elk element dat hulp en steun nodig heeft. Wanneer een mensenziel waarlijk beseft en aanvaardt dat in elk medeschepsel iets van de Schepper leeft en werkzaam is (elk schepsel leeft slechts door de gave van het Leven, die een uniek Goddelijk geschenk is), zal zij een spontane drang ervaren om 'God in elk medeschepsel' in alles bij te staan (vergelijkbaar met Simon van Cyrene ten aanzien van Jezus Christus op Zijn Kruisweg).

Daarom behoort tot de levensopdracht van elke mensenziel de heilige plicht om al haar medeschepselen te ondersteunen, te helpen, te beschermen of behoeden waar nodig. In elke mensenziel die waarlijk haar hart oriënteert op het Hart van haar God, geeft deze verwachting vanwege de Schepper aanleiding tot een spontane neiging om aandacht te hebben voor de noden van medeschepselen in een zwakke positie of in moeilijke omstandigheden: mensen en dieren die ziek of op één of andere wijze lichamelijk gehinderd of zwak zijn, die gebrek hebben aan voedsel, enzovoort, en om ertoe bij te dragen dat het een medeschepsel niet nodeloos moeilijk wordt gemaakt en dat het leven in allerlei details kan worden verlicht waar en wanneer dit slechts enigszins mogelijk is. Deze spontane (aangeboren) neiging hoort zich in elke ziel tevens te uiten in een spontane afwijzing van alle discriminatie, onder andere van alle racisme, van elk vooroordeel op grond van geslacht, enzovoort. Wanneer een mensenziel met een blanke huidskleur zichzelf als hoger beschouwt dan een mensenziel in een gekleurde huid, of een mensenziel in een mannelijk lichaam zichzelf als hoger beschouwt dan een mensenziel in een vrouwelijk lichaam, leeft zij niet in harmonie met de Goddelijke Wet, doch dient zij de plannen en werken der duisternis.

Spontane, onbeperkte, onvoorwaardelijke en zelfverloochenende dienst jegens alle medeschepselen is geen zaak van individuele handelingen, het is een gesteldheid van hart in dewelke de ziel geen rust kent wanneer zij merkt dat een medeschepsel noden heeft aan dewelke het op eigen kracht niet kan voldoen. Zo wordt deze gesteldheid tot een kracht die de ziel ertoe aanzet om overal waar zij kan, leemten op te vullen die een gezond functioneren van de Schepping als netwerk in de weg kunnen staan. Dergelijke leemten kunnen zich op vele uiteenlopende wijzen merkbaar maken: in armen wier gezondheid, welzijn of leven wordt bedreigd door noden die zij wegens gebrek aan geld niet kunnen bevredigen, in dieren die in de winter te weinig voedsel vinden of in de zomer geen drinkwater of geen passende beschutting hebben (dieren kunnen voor zichzelf geen inkopen doen, zij hangen vaak in hoge mate af van de tussenkomst van mensen).

Dergelijke noden trachten te helpen lenigen, is in Gods ogen iets groots, daar Hij dit beschouwt als een rechtstreekse bijdrage vanwege de mensenziel tot een gezond functioneren van het hele netwerk van de Schepping, die tenslotte Gods grootste Werk vormt. Om deze reden, aldus zei de Meesteres van alle zielen reeds bij herhaling tot Myriam, is het voor God bijvoorbeeld iets groots wanneer een mensenziel niet alleen behoeftige mensenzielen bijstaat, doch bijvoorbeeld ook dieren in de wijde natuur in belastende weersomstandigheden helpt voorzien van voedsel, drinkwater en/of beschutting. Een belangrijke vorm van oprechte dienstbaarheid bestaat overigens in de verdediging van mensengroepen die op één of andere wijze worden gediscrimineerd, bijvoorbeeld mensen die tot een ander ras behoren. De hele strijd voor mensenrechten die in de loop van de wereldgeschiedenis is gevoerd en nog wordt gevoerd, heeft daardoor in werkelijkheid zijn wortels in een Goddelijk verlangen.

4. onbeperkt respect voor de waardigheid van elk medeschepsel

Veel zielen beseffen niet dat elk schepsel een bouwwerk van God is, dat door Hem is voorzien om een welbepaalde rol te vervullen binnen de verwezenlijking (ontsluiting) van Zijn Heilsplan voor de hele Schepping. Elk schepsel (elke mensenziel én elk dier) wordt ontworpen in Gods Hart, en is daardoor automatisch drager van de Goddelijke Intelligentie die in het schepsel werkzaam is als factor die de groei regelt en alle levensprocessen in het schepsel in harmonie met de Goddelijke Wet zal trachten te houden. Het leven, het stoffelijk lichaam en alle vermogens van elk levend wezen zijn door God Zelf voorzien. Elk schepsel, zonder uitzondering, is daardoor een pion die door God met een welbepaalde doelstelling op een welbepaalde plaats en in een welbepaalde tijd in de wereld wordt gezonden, en is dus in de volle zin van het woord een werktuig binnen de uitvoering van de Goddelijke Wet. Dit alles samen vormt de onschendbare waardigheid van elk levend wezen. Geen enkele mensenziel heeft het recht, noch het vermogen, om enig oordeel te vellen over de waarde en het belang van om het even welk medeschepsel op grond van soort, ras, uiterlijke kenmerken of om het even wat.

Het feit dat elk schepsel een bouwwerk van God is, door Hem ontworpen, geschapen en op grond van Zijn absoluut onfeilbare Wijsheid in de wereld gezonden, geeft elk schepsel, zonder uitzondering, een speciale waarde en waardigheid. De Meesteres van alle zielen heeft dit reeds in 2019 nader toegelicht in de eerste van Haar hoogdringende permanente oproepen: hier.

Veel zielen blijken nauwelijks, of helemaal niet, in staat te zijn om de waardigheid van vele van hun medeschepselen te respecteren, te verdedigen en in stand te helpen houden. De waardigheid is de hoedanigheid die elk schepsel bezit omdat het is zoals God het heeft bedoeld omdat het schepsel zo (met de kenmerken die het bezit) Gods Plan het beste kan dienen voor zover het zijn kenmerken op de juiste wijze gebruikt, dit wil zeggen voor zover het zijn kenmerken niet misbruikt om de werken en plannen van de duisternis te dienen. Onvermogen om de waardigheid van elk medeschepsel te beseffen en te respecteren, is vaak de wrange vrucht van hoogmoed, van de waangedachte dat men zelf méér waard is, of hoger staat, dan alle medeschepselen. Een mensenziel die haar kleinheid binnen het hele netwerk van de Schepping én in vergelijking met God beseft en als waarheid aanvaardt, zal niet geneigd zijn om medeschepselen niet te waarderen of te respecteren voor wat zij zijn (elementen van Gods Scheppingswerk en werktuigen binnen de uitvoering van Zijn onfeilbaar Heilsplan).

God heeft in Zijn Scheppingswerk een immense verscheidenheid aan soorten levende wezens voorzien, met binnenin de meeste soorten nog verdere diversiteit. Zo bestaan bij de mens alleen reeds verschillende rassen. Hoeveel diersoorten momenteel op onze planeet leven, weet niemand met zekerheid, doch er wordt aangenomen dat het er meer dan twee miljoen zijn. God heeft er alleszins nog méér geschapen: Zonder twijfel bestaan nog onontdekte soorten, en veel soorten zijn (onder andere door menselijk toedoen) uitgestorven – waardoor de mensenziel Gods Plannen heeft tegengewerkt in een maat die slechts God Zelf kent.

God heeft bepaalde bedoelingen met elke soort, maar ook met elk 'anders-zijn' binnen eenzelfde soort. Deze bedoelingen hebben een volmaakte zin met het oog op de verwezenlijking van Zijn Plan met de Schepping. Bijgevolg kan geen enkele mensenziel om het even welk 'anders-zijn' beoordelen, en nog minder veroordelen. Om deze reden komt elke vorm van discriminatie en racisme neer op kritiek jegens God en jegens Zijn Wijsheid, en is elke vorm van minachting of negatieve behandeling of houding vanwege een mensenziel ten aanzien van mensen op grond van hun 'anders-zijn' dan zijzelf, in de ware zin van het woord zondig, evenals elke slechte behandeling van levende wezens van een andere soort. Dit alles staat gelijk met kritiek op God en slechte behandeling jegens God Zelf, aangezien God iets van Zichzelf in elk levend wezen heeft gedrukt, en Hij bovendien alles aanvoelt dat in elk levend wezen omgaat of dat tegen elk levend wezen wordt gericht.

De waardigheid van een medeschepsel kan worden neergehaald door mishandeling, bespotting, het medeschepsel belachelijk maken, elke vorm van kwelling of misbruik. Medeschepselen van hun waardigheid beroven, gebeurt bijvoorbeeld door hen te verwaarlozen, te folteren, te kwellen, diepgaand te vernederen, geestelijk of emotioneel te verwoesten, of hen van God weg te trekken (bijvoorbeeld door zodanig jegens medemensen te handelen dat deze alle Geloof en Hoop verliezen). Dit alles geldt evenzeer wanneer het tegen een dier wordt gericht als wanneer het tegen een medemens wordt gericht. Een medemens of dier slecht of brutaal behandelen, staat voor God gelijk met HEM slecht of brutaal behandelen. Ook een medemens of een dier dwingen tot gedragingen waartoe dit schepsel niet klaar is, kan neerkomen op het neerhalen van de waardigheid van dit schepsel. Dergelijk 'dwingen' gebeurt bijvoorbeeld in het kader van 'vermaak': het africhten van dieren met het oog op circusoptredens – waarbij soms zelfs dieren worden gefolterd opdat zij 'volgzaam zouden worden' en hun behoeders ten koste van dierenleed geld zouden opbrengen! –, het inzetten van dieren in het kader van stierengevechten, hondengevechten, hanengevechten, enzovoort, en in het algemeen in alle situaties in dewelke dieren worden geslagen of mishandeld teneinde hen ertoe te brengen om gevolg te geven aan instructies vanwege mensen.

Mishandeling en foltering kunnen talloze gezichten krijgen. Mishandeling is elke vorm van behandeling van een medeschepsel op een wijze of met een doel waartoe dit schepsel niet door God in de wereld is gezonden. Geen enkel levend wezen heeft zijn leven van God gekregen om onvoldoende voedsel of drinkwater te krijgen, om te worden geslagen, gepijnigd, op welke wijze dan ook te worden gekweld, vernederd, bespot, geminacht, bewust aan enige vorm van lijden te worden onderworpen, enzovoort.

Foltering is elke behandeling door dewelke aan een schepsel (mens of dier) bewust en gewild lichamelijk en/of geestelijk en/of emotioneel leed wordt toegebracht, met de bedoeling dat het slachtoffer van de behandeling waarlijk leed zou ervaren, en doorgaans met als bijkomend element dat diegene die het leed toebrengt, genoegdoening ervaart bij de vaststelling dat het slachtoffer lijdt en dat hij of zij (diegene die het leed toebrengt) aldus macht uitoefent over het slachtoffer en dus schijnbaar boven het slachtoffer staat. Hier zien wij de satan zelf aan het werk, die zich boven God wil stellen. Ook de folterende of mishandelende mensenziel maakt zich tot een soort almachtige god over zijn slachtoffer, doch wordt in werkelijkheid tot een duivel voor deze laatste.

Mishandeling en foltering worden door God beschouwd als bewuste, gewilde, rechtstreekse aanslagen tegen de Liefde. Mishandeling en foltering snijden kanalen van de liefdesstroom op brutale wijze door, en behoren daardoor tot de zwaarst mogelijke zonden. Mishandeling en foltering snijden als het ware het slachtoffer los uit het netwerk van de Liefde: Het slachtoffer voelt zich door de uiterste liefdeloosheid van de behandeling uitgestoten, alsof het geen Liefde waardig zou zijn en alsof het zelfs door de God van Liefde totaal in de steek wordt gelaten. Niet God laat het slachtoffer in de steek, het slachtoffer is ten prooi aan de handelingen van een ziel die zich tot rechtstreeks werktuig van de duisternis heeft laten maken om de stroming van de Liefde te verwoesten. Er moet worden op gewezen dat het lichaam, de geest en het gevoelsleven van elk levend wezen heilig en onaantastbaar zijn. Elke handeling via dewelke deze worden geschaad, onderbreekt de Liefde en is daardoor rechtstreeks vijandig aan het Leven Zelf. Alles wat bewust en gewild ingaat tegen de Liefde en het Leven, is rechtstreeks vijandig aan God Zelf en dient dus rechtstreeks de satan en zijn plannen van verwoesting, verzieking en ellende.

Verwaarlozing is eveneens een vorm van gebrek aan respect voor de waardigheid van een medeschepsel. God heeft Zijn Schepping voorzien als een netwerk van knooppunten die alle onder elkaar moeten samenwerken aan de instandhouding van een harmonisch systeem binnen hetwelk de Ware Liefde in alle richtingen moet stromen als brandstof voor het Leven, de gezondheid en de ervaring van Geluk in en tussen alle knooppunten (schepselen).

Dagelijks veelvuldig bedreven vormen van misbruik en bijgevolg van gebrek aan respect voor medeschepselen, zijn het seksueel misbruik van kinderen, verkrachting, mensenhandel voor sexdoeleinden, slavernij (die ook in deze tijd lang niet uitgestorven is, doch vaak in gecamoufleerde vormen wordt bedreven). Dit alles tast de waardigheid van schepselen als bouwwerken van God aan, en geeft op onbeschaamde wijzen uitdrukking aan de geest van de satan, die de eed heeft gezworen dat hij God tot het uiterste toe zou bespotten via de ontwaardiging van zoveel mogelijk van Zijn schepselen via mensenzielen, opdat de almacht van God als Schepper en de Ware Liefde als het diepe wezen van God ongeloofwaardig zou worden.

Nog een andere vorm van ontwaardiging van medemensen, die dagelijks op deze wereld talloze malen wordt bedreven, ligt in laster, roddel, achterklap, én in de veelvuldig bedreven propaganda, misinformatie en bewuste en opzettelijke leugen en verwrongen voorstelling van vele dingen. Ook dit alles zijn aanslagen op de waardigheid van mensenzielen als bouwwerken van God. Een ziel die lastert, roddelt, medemensen zwart maakt, propaganda of misinformatie ontwerpt en/of verspreidt, geeft daardoor uitdrukking aan misprijzen voor haar medemensen en verkeert rechtstreeks en openlijk in strijd met de Werken die God in de wereld tracht te volbrengen.

De stromingen tussen bepaalde knooppunten kunnen mede worden bepaald door de aard van de relaties tussen deze knooppunten. God voorziet namelijk dat bepaalde knooppunten worden toevertrouwd aan een speciale hoede vanwege andere knooppunten: Ouders hebben een speciale hoede over hun kinderen, bepaalde mensenzielen hebben een speciale hoede over bepaalde dieren, enzovoort. Deze hoede bestaat uit speciale vormen en een speciale intensiteit van verzorging, bescherming, en het lenigen van de noden van de schepselen over dewelke men vanwege Gods Voorzienigheid een speciale hoede heeft gekregen. Van verwaarlozing is sprake wanneer deze verzorging, bescherming en het lenigen van noden worden verzuimd: Kinderen of dieren worden aan hun lot overgelaten, ontvangen te weinig (of geen) voedsel, verzorging, bescherming, en vooral te weinig (of geen oprechte) Liefde, omdat er onverschilligheid heerst ten aanzien van het lot, het welbevinden en het Geluk van de schepselen waarover de mensenziel de hoede heeft ontvangen.

5. diepe inleving in het wezen van elk medeschepsel

Het vermogen tot inleving (empathie) is door God aan de mensenziel geschonken opdat zij waarlijk als knooppunt in een heel netwerk Zijn Basiswet van de Ware Liefde zou kunnen vervullen. Inleving stelt de ziel in staat om zich te kunnen voorstellen (in haar eigen wezen 'aanvoelen') wat medeschepselen doormaken, hoe zij zich lichamelijk, geestelijk of emotioneel voelen en welk leed zij in bepaalde omstandigheden ervaren. Dit vermogen is voor de ziel van wezenlijk belang om zich op een doeltreffende wijze in dienst te kunnen stellen van een vlot functioneren van het geheel van de Schepping. Indien geen enkele ziel zich de moeite zou getroosten om zich in te leven in het lot en de gevoelens van medeschepselen, zou geen enkel schepsel kunnen rekenen op bijstand en ondersteuning, en zou het geheel van de Schepping worden geregeerd door zelfzucht en egocentrisme (de neiging van de zielen om slechts met zichzelf bezig te zijn, zichzelf als centrum van de wereld te beschouwen en slechts op eigen vermeende belangen en behoeften geconcentreerd te leven).

Een ziel met ware inleving heeft niet slechts een oprecht besef van de noden én de zwakheden van haar medeschepselen, zij heeft er ook een oprechte belangstelling voor, en gebruikt bovendien haar inzicht uitsluitend om bij te dragen tot een vermeerdering van het welzijn van haar medeschepselen, nooit om 'zwakheden' die zij in een medeschepsel ontdekt, uit te buiten om dit medeschepsel schade te berokkenen. Zij is niet onverschillig voor haar medeschepselen, en leeft daardoor vanuit een hartsgestelheid die haar sterk motiveert om in alle omstandigheden van het leven en in elk contact met een medeschepsel van om het even welke soort de stroming van de Liefde in stand te houden en deze zelfs te versterken waar nodig en waar mogelijk.

Ware inleving werkt als een factor die de ziel geen rust gunt wanneer zij voelt dat een medeschepsel in nood is of iets tekort komt om te functioneren zoals God het voor dit schepsel had bedoeld. Zoals vermeld, drijft ware inleving de ziel ertoe om oprecht te verlangen om te kunnen bijdragen tot een zo groot mogelijk welzijn voor al haar medeschepselen. Naarmate dit verlangen groter is, zal de ziel steeds minder (en in het ideale geval geen enkel) onderscheid maken tussen haar medeschepselen, en zal zij zich zowel inzetten voor medemensen zonder enig onderscheid (zonder enige terughoudendheid ten aanzien van medemensen die 'anders zijn' qua ras, geslacht of volgens om het even welk criterium) als voor dieren, zonder ook maar het geringste voor zichzelf terug te verwachten. Daarom vormt een waarlijk beleefde inleving één van de grootste elementen van Ware Liefde. Ware inleving is daarom zeer nauw verbonden met de spontane neiging om dienstbaar te zijn (punt 3).

In wezen is een zeer actief vermogen tot inleving in medeschepselen gebaseerd op een diep besef van het feit dat elk schepsel een wezen met gevoelens is. Elk schepsel heeft lichamelijke gewaarwordingen die ofwel aangenaam ofwel onaangenaam kunnen zijn. Schepselen hebben ook steeds, maar dan in wisselende mate volgens de soort, emotionele gewaarwordingen. Dit is zeer uitgesproken het geval voor mensen, maar ook (wat door veel mensenzielen weinig of niet wordt beseft) voor dieren van de zogenaamd 'hogere' soorten, zoals onder meer de bekende huisdieren, dieren die een rol spelen in het kader van de landbouw, en vooral (doch niet alleen) alle zoogdieren en vogels.

Daarom is vooral (doch niet alleen!) in de omgang met medeschepselen met hoger ontwikkelde emotionele gewaarwordingen een actief vermogen tot inleving van het grootste belang om de stroming van de Liefde zo vlekkeloos mogelijk in stand te houden: Doorgaans zijn het precies deze schepselen die de grootste rol moeten vervullen voor de verwezenlijking van Gods Heilsplan voor de hele Schepping. De mensenzielen spelen bij deze verwezenlijking de hoofdrollen, doch ook de miljarden dieren op onze planeet vervullen samen belangrijke secundaire rollen (rollen die zij vervullen in hun hoedanigheid als kanalen van hulp aan de spirituele vervolmaking van de mensenzielen). De Hemelse Meesteres heeft dit op een unieke wijze laten aantonen in het manifest De Beekjes van het Heil alsook in de andere onderrichtingen in het menupunt God en de dieren.

In de zopas vermelde teksten heeft Zij tevens duidelijk aangetoond dat het bedroevend lage besef van het immense belang van een volmaakte harmonie tussen alle schepselen (wat de verantwoordelijkheid van de mensenzielen is, niet deze van de niet-menselijke wezens) aan de basis ligt van een zeer groot aandeel in de duisternis die als een zwart en zwaar wolkendek over de Schepping hangt: Elke dag voltrekken zich op deze wereld miljarden contacten tussen mensenzielen en dieren. Een groot aandeel van deze contacten (eveneens miljarden) voltrekt zich in een atmosfeer die wordt gekenmerkt door een gebrek aan Liefde, gaande van onverschilligheid via gevoelloosheid vanwege de betrokken mensenzielen, tot en met onvervalst sadisme, brutaliteit en bewuste en gewilde kwelling en mishandeling. Hierdoor worden miljarden kanaaltjes in het netwerk van de Schepping zwaar beschadigd, vele ervan zelfs ronduit verwoest, wat uiteindelijk uitmondt in een intense duisternis en kilte binnen grote gedeelten van het netwerk dat door God is bedoeld als een netwerk van Licht en warmte (die worden opgewekt in de mate waarin de kanaaltjes worden doorstroomd met Ware Liefde). Om deze reden benadrukt de Hemelse Koningin reeds jarenlang dat een aanzienlijk aandeel van de duisternis, de ellende en het leed in deze wereld wordt opgewekt door de momenten van liefdeloosheid van talloze zielen jegens dieren, dagelijks vele miljoenen malen.

Een actief vermogen tot inleving sluit uit dat een mensenziel de wezens over dewelke zij van Gods Voorzienigheid de hoede heeft ontvangen (echtgenoten, kinderen, zieken, huisdieren, landbouwdieren, dieren in een natuurreservaat, enzovoort), zou verwaarlozen. Door verwaarlozing koppelt een mensenziel het medeschepsel over hetwelk zij de hoede heeft ontvangen, als het ware los uit de vlotte stroming van de Liefde. Verwaarlozing gaat veel verder dan veel mensenzielen beseffen. Verwaarlozing houdt niet op bij het verzuim om het schepsel over hetwelk men de hoede heeft, voldoende te eten of voldoende bescherming en verzorging in het algemeen te bieden, er is ook sprake van verwaarlozing wanneer de ziel dit schepsel weinig of geen deel geeft aan haar leven.

Dit gebeurt bijvoorbeeld in talloze gevallen wanneer een huisdier niet bij de mensenziel in huis mag leven, doch naar buiten wordt verbannen om bijvoorbeeld in een hok te leven, al dan niet vastgebonden. In dergelijke gevallen is de spontane doorstroming van de Ware Liefde gestoord, de behoedende mensenziel geeft het dier niet het gevoel dat het ten volle bij haar leven hoort, en doorgaans is er in de betrokken mensenziel weinig of geen besef van de emotionele noden van het dier, waardoor de stroming van de Liefde automatisch reeds wordt verzwakt of helemaal tot stilstand wordt gebracht. Dieren worden zeer vaak beschouwd als voorwerpen in plaats van als levende wezens met gevoelens, die bovendien door God zijn geschapen om de mensenzielen te verheugen en spiritueel te helpen vormen (omdat hun aanwezigheid van de mensenziel bepaalde gedragingen en houdingen vraagt). Talloze mensenzielen geven de dieren echter geen kans om hun rol als kanalen van spirituele hulp te vervullen.

 

Om Gods Rijk op aarde waarlijk te kunnen grondvesten, en Zijn Schepping waarlijk te laten zijn zoals een onverwrongen stoffelijk spiegelbeeld van het Rijk der Hemelen, namelijk zoals een paradijs van volmaakte Liefde, Vrede, Geluk en Gerechtigheid in en tussen alle schepselen, moet de boom der volmaaktheid tot volle bloei komen en volrijpe vruchten voortbrengen. Het zijn de volrijpe vruchten van deze boom die de voeding van het Rijk Gods op aarde in stand moeten houden. De mensenzielen moeten deze vruchten aan hun Schepper aanbieden tot verheerlijking van Zijn hoedanigheid als de Eeuwige Liefde. De vijf grootste vruchten van de boom der volmaaktheid heeft de Hemelse Koningin in deze onderrichting nader laten toelichten. Deze vruchten kunnen slechts rijpen volgens de mate waarin de boom wordt gevoed via een ononderbroken stroming van de Ware Liefde. Dit betekent dat de mensenziel, om de boom der volmaaktheid in zich rijpe vruchten te laten voortbrengen, de Ware Liefde in de praktijk moet brengen in alle omstandigheden, situaties, gebeurtenissen en contacten op haar levensweg en jegens elk medeschepsel zonder enige uitzondering, zonder enig voorbehoud en zonder enige bestreving van eigenbelang.

Waardoor wordt de stroming van de Ware Liefde het meest drastisch onderbroken of zelfs helemaal gebroken?
  • door medeschepselen (medemensen én dieren) lichamelijk pijn of leed te berokkenen. Hieronder vallen in de eerste plaats alle vormen van mishandeling en foltering;
  • door medeschepselen (medemensen én dieren) emotioneel verdriet of leed te berokkenen, te kwetsen, te vernederen of te ontwaardigen;
  • door medeschepselen (medemensen én dieren) geestelijk te kwellen of te ondermijnen, door hen angst of onzekerheid te berokkenen, hen te ontmoedigen, hun levenslust te ondermijnen of door elke vorm van negatieve psychologische beïnvloeding;
  • door te verzuimen om medeschepselen (medemensen én dieren) de zorg en bescherming te verstrekken die deze schepselen nodig hebben om in een staat van zo groot mogelijk welzijn te leven. Hieronder vallen alle vormen van verwaarlozing;
  • door de uitwerking van om het even welke negatieve gevoelens jegens medeschepselen (medemensen én dieren): haat, vijandigheid, jaloersheid, wrok, wraakzucht, elke bewuste intentie om schade of leed te berokkenen of om medeschepselen op welke wijze dan ook te breken.

De bovenvermelde verstoringen, onderbrekingen en breuken in de stroming van de Ware Liefde moeten worden hersteld en goedgemaakt door uitingen van oprechte Liefde, er is geen andere weg. De verantwoordelijkheid voor dit herstel en deze goedmaking ligt bij elke mensenziel. De Hemelse Meesteres geeft enkele concrete richtlijnen die door elke ziel in alle situaties, omstandigheden en contacten van haar leven in de praktijk kunnen worden gebracht. Zij richt Zich hier tot elke individuele ziel persoonlijk:

  • Zorg dat je handen door elk medeschepsel (medemensen én dieren) steeds kunnen worden ervaren als instrumenten van zegen die jegens dit schepsel slechts worden gebruikt voor zachte aanraking en voor het verstrekken van weldaden, bijvoorbeeld het aanreiken van voedsel, een tedere streling, nooit voor het toedienen van slagen noch als een kanaal van dreiging, pijn of onheil. Bedenk constant dat het lichaam van elk levend wezen een bouwwerk is dat door God is ontworpen en dat daarom verdient, met respect te worden behandeld;
  • Zorg dat je stem door elk medeschepsel (medemensen én dieren) steeds kan worden ervaren als een brug van zachte liefdevolle klanken en van geruststelling, geborgenheid, bemoediging, als een deken van beschutting;
  • Zorg dat je hele wijze van optreden, van gedragen en van bewegen, rust en zachtheid inspireren, nooit angst of dreiging. Bijvoorbeeld: Vermijd in de nabijheid van – of in de omgang met – elk medeschepsel (in het bijzonder zwakkere wezens zoals kinderen of dieren) een optreden met harde of schrille geluiden, vreesaanjagende of plotse bewegingen die dit medeschepsel kunnen doen schrikken of het onzeker kunnen maken of gevoelens van onbehagen kunnen opwekken;
  • Zorg ervoor dat je optreden en houding een medeschepsel niet het gevoel kan geven dat je jezelf belangrijker, groter, slimmer, waardevoller of beter acht dan dit medeschepsel. Zo help je het zelfwaardegevoel van het medeschepsel in stand houden. Een medeschepsel beroven van zijn gevoel van zelfwaarde, staat voor God gelijk met een blaam aan Hem als Schepper van een Werk van Ware Liefde;
  • In de breedste zin van het woord: Zorg ervoor dat elk medeschepsel (medemensen én dieren) zich in jouw nabijheid behaaglijk kan voelen, dat je voor elk medeschepsel een kanaal van warmte en Licht kunt zijn, nooit van kilte en duisternis. Zalig de ziel die erin slaagt, zich zo te gedragen, zo te bewegen, zo te handelen en zo te spreken dat elk medeschepsel in haar nabijheid vrij van angst kan blijven. Angst is, zoals bekend, de tegenpool van de Liefde.
 

In een kort overzicht kunnen de vruchten van de boom der volmaaktheid als volgt worden voorgesteld, met hun tegenpolen die de Meesteres van alle zielen laat omschrijven als vruchten van het onkruid der duisternis:

Vruchten van de
boom der volmaaktheid
Vruchten van het
onkruid der duisternis
vergeving aan medeschepselen wrok, wraakzucht
berouw over eigen fouten onverschilligheid, zelfverheffing
(zichzelf als volmaakt beschouwen)
dienstbaarheid aan
medeschepselen
zelfzucht, egocentrisme, gediend
willen worden, de ziel gaat ervan uit
dat haar medeschepselen én God Zelf
er voor haar zijn, niet omgekeerd
respect voor de waardigheid
van alle medeschepselen
hoogmoed (de ziel beschouwt zich als
boven alles staand), misprijzen voor
medeschepselen, medeschepselen
vernederen en ontwaardigen
inleving in alle medeschepselen ongevoeligheid voor medeschepselen,
geen verantwoordelijkheid willen nemen
voor een positieve beïnvloeding van
het welzijn van medeschepselen

Van elke mensenziel verwacht God dat zij zich constant zoekt te vervolmaken in de punten uit de linker kolom in bovenstaande tabel, en dat zij geen enkel van de punten uit de rechter kolom de kans geeft om in de bodem van haar wezen wortel te schieten en er te groeien en te bloeien, en zich over haar leefwereld verder uit te zaaien. Ziehier voor elke ziel haar heilige plicht en het program van haar levensopdracht in deze wereld.

Ten dienste van de Meesteres van alle zielen,
Myriam – juli 2024